Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft zijn auto geparkeerd en € 0,10 parkeerbelasting voldaan terwijl hij een bedrag van € 4,50 aan parkeerbelasting had moeten voldoen.

Bij Hof Amsterdam is in geschil of het betaalde bedrag aan parkeerbelasting ad € 0,10 in mindering gebracht moet worden op het van X nageheven bedrag aan parkeerbelasting.

Op grond van artikel 234, lid 3, Gemw wordt ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.

Het standpunt van X inhoudende dat de naheffingsaanslag te hoog is omdat geen rekening is gehouden met de reeds betaalde parkeerbelasting is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2019 (18/03317, ECLI:NL:HR:2019:56, NLF 2019/0253, met noot van Smits), onjuist.

Het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2016 (15/03528, ECLI:NL:HR:2016:316) doet daaraan niet af. In dat geval was sprake van het niet op de voorgeschreven wijze doen van aangifte van parkeerbelasting, maar was wel voldoende parkeerbelasting voldaan. Dit is een wezenlijk andere situatie dan hier aan de orde.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
26 maart 2024
Rolnummer
23/754
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:979
NLF-nummer
NLF 2024/1003
Aflevering
23 april 2024
bwbr0005416&artikel=234,bwbr0005416&artikel=234

Naar de bovenkant van de pagina