Direct naar content gaan

Samenvatting

De grensoverschrijdende verrekening van belastingschulden (met name binnen de EU) is geen eenvoudig onderwerp, maar zal steeds vaker gaan voorkomen. Zo kan Nederland een verzoek doen aan een ander land om een openstaande belasting in dat andere land in te vorderen. Dient dat andere land een belastingteruggaaf te doen aan de belastingschuldige, dan kunnen die schuld en de (Nederlandse) vordering onder bepaalde voorwaarden met elkaar worden verrekend. Op die manier wordt dan de Nederlandse belastingvordering door het andere land ‘geïncasseerd’. Uiteraard kan zich ook een verrekeningssituatie voordoen bij een invorderingsverzoek van een ander land aan Nederland.

NLF-W artikel

1. Inleiding

In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan het fenomeen van de grensoverschrijdende fiscale invordering van belastingschulden, met name binnen de EU. Meer in het bijzonder zal worden ingegaan op de verrekeningsaspecten die een rol kunnen spelen bij die grensoverschrijdende invordering. Daartoe zullen eerste enkele algemene achtergronden worden geschetst van de grensoverschrijdende belastinginvordering (binnen de EU). Daarna komt de nadruk te liggen op de verrekenings(on)mogelijkheden die in dat kader een rol kunnen spelen. Het recente arrest van het Hof van Justitie inzake Pantochim laat zien dat verrekening in dit kader een prominente rol kan spelen. Verrekening is immers ook een wijze van betaling. Dus als de fiscus van een ‘aangezocht land’, dat voor een ‘verzoekend land’ invordert, het aldus in te vorderen bedrag kan verrekenen met een eigen schuld aan de belastingschuldige, is daarmee de invordering een feit.

Het onderwerp van de grensoverschrijdende verrekening heeft een betrekkelijk abstract karakter. Dat wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de nogal ‘gelaagde’ structuur van de van belang zijnde regelgeving, op nationaal en internationaal niveau. Om het onderwerp wat meer concrete inhoud te geven, wordt in deze bijdrage uitgegaan van een invorderingscasus, die aan het slot zal worden voorzien van een beantwoording. Daarin zal ook een korte checklist worden gepresenteerd, aan de hand waarvan een grensoverschrijdend (fiscaal) verrekeningsgeval kan worden getoetst. De casus luidt als volgt. De Franse fiscus heeft een vordering ter zake van nog te betalen Franse loonbelasting op vennootschap A, die in Nederland is gevestigd. Daarvoor is een aanslag opgelegd, die definitief is geworden door het verstrijken van de bezwaartermijn, welke aanslag onbetaald blijft. De Franse fiscus heeft vervolgens een invorderingsverzoek gedaan bij de Nederlandse staat en die heeft de betreffende Ontvanger verzocht de invordering van de Franse aanslag ter hand te nemen. De Ontvanger constateert dat vennootschap A recht heeft op de teruggaaf van een aanzienlijk bedrag aan (Nederlandse) vennootschapsbelasting. Het gaat om een carry back ter hoogte van in dit geval € 220.000. De Ontvanger is voornemens zich bij de teruggaaf van dit bedrag op verrekening te gaan beroepen op de voet van artikel 24, lid 1, IW 1990 met de vordering voortvloeiende uit de Franse aanslag. Kort voordat hij/zij aldus tot verrekening wil overgaan meldt zich een curator, die aangeeft dat vennootschap A in staat van faillissement verkeert en de Ontvanger verzoekt de teruggaaf te verrichten op de faillissementsrekening. De curator stelt dat het de Ontvanger niet is toegestaan de voorgenomen verrekening toe te passen. De vraag is nu of de curator al dan niet gelijk heeft met dit standpunt.

Log hier in om verder te lezen

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Wetsartikelen
Auteur(s)
mr. dr. A.J. Tekstra
Blauw Tekstra Uding
NLF-nummer
NLF-W 2021/7
Judoreg
NFB4125
Publicatiedatum
14 februari 2021
bwbr0004770&artikel=24,bwbr0005537&artikel=4:93

Naar de bovenkant van de pagina