Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

AA bezit paarden die worden gebruikt voor wedstrijden. Zij exporteerde met dit doel twee paarden naar Noorwegen, om ze vervolgens na de wedstrijd terug te brengen naar Zweden. De paarden werden bij de grensovergang naar Zweden, en dus weer de Europese Unie in, niet aangeboden als binnengebrachte goederen. Bij een wegcontrole in Zweden werd AA aangehouden en de Zweedse douane besloot om een btw-aanslag op te leggen. Tegen deze beslissing is AA in beroep gegaan.

Op grond van artikel 143, lid 1, onderdeel e, Btw-richtlijn kunnen vrijstellingen verleend worden voor de wederinvoer van goederen. In artikel 203 Verordening 952/2013 worden hiervoor procedurele voorwaarden gesteld, zoals het aangeven van de goederen bestemd voor het vrije verkeer en het indienen van een verzoek om vrijstelling. AA had in strijd met artikel 139, lid 1, Verordening 952/2013 geen aangifte gedaan van de goederen. Op grond van artikel 79 Verordening 952/2013 is hierdoor een douaneschuld ontstaan.

Het is de verwijzende rechter niet duidelijk of er zowel aan de materiële als aan de formele voorwaarden van artikel 203 Verordening 952/2013 moet zijn voldaan om de vrijstelling van invoerrechten te verlenen, wanneer er een douaneschuld is ontstaan. Hij heeft hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Instantie
HvJ
Datum instantie
2 april 2024
Rolnummer
C-125/24
NLF-nummer
NLF 2024/0895
Aflevering
16 april 2024
celex32006l0112&artikel=143,celex32006l0112&artikel=143

Naar de bovenkant van de pagina