Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Door vier advocaten van een vermogensbeheerder is een kort geding aangespannen tegen de Staat. Het gaat in deze procedure om het verschoningsrecht. Door de advocaten is betoogd dat hun verschoningsrecht in deze procedure door de Staat structureel is geschonden. Namens de Staat – en door het Openbaar Ministerie (OM) – is erkend dat er in deze zaak fouten zijn gemaakt bij de omgang met verschoningsgerechtigd materiaal. Niettemin verschillen de advocaten en de Staat van mening over de juiste uitleg van de wet met betrekking tot het verschoningsrecht.

Hof Den Bosch heeft hierover zeven prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Meer in het bijzonder gaat het in deze procedure om de situatie waarin door het OM een vordering tot verstrekking van gegevens is gericht aan een derde (in deze zaak: een hostingbedrijf).

De belangrijkste vraag is hoe moet worden gehandeld indien op enig moment blijkt of het vermoeden rijst dat zich tussen die gevorderde gegevens (in deze zaak: de bedrijfsadministratie van de vermogensbeheerder) materiaal bevindt dat valt onder het verschoningsrecht van de advocaat. Dat dit materiaal niet mag worden gebruikt in het strafproces staat niet ter discussie. De discussie gaat wel over de vraag of het uit die gegevens filteren van dit materiaal moet geschieden door of in opdracht van de rechter-commissaris, of onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie.

In dit arrest formuleert de Hoge Raad de uitgangspunten voor de te volgen procedure, en hij gaat daarbij in op vragen in welke gevallen tot filtering moet worden overgegaan, of filtering door of onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie dan wel de rechter-commissaris moet worden verricht, welke eisen daarbij gelden en in hoeverre hierbij een rol toekomt aan de verschoningsgerechtigde.

Zie ook Conclusie A-G Harteveld, die een aanbeveling doet voor een grotere rol voor de rechter-commissaris (ECLI:NL:PHR:2023:1122).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2013 e.v.
Instantie
HR
Datum instantie
12 maart 2024
Rolnummer
23/03504
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:375
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2024/0956
Aflevering
23 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6354

Naar de bovenkant van de pagina