Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is een factoringmaatschappij. Haar werkzaamheden bestaan uit het overnemen en innen van handelsvorderingen op derden van groepsmaatschappijen.

De handelsvorderingen hebben een looptijd van maximaal 90 dagen. Zij worden binnen de looptijd overgenomen door X op non-recourse basis. Dat wil zeggen dat X (onmiddellijk) de eigendom verkrijgt en het debiteurenrisico volledig overneemt. X neemt de handelsvorderingen over tegen de nominale waarde minus een zogenoemde ‘factoring fee’.

In geschil is of het door X met haar factoringactiviteiten behaalde resultaat kwalificeert als rentebaten voor de saldobepaling in de zin van artikel 15b Wet VpB 1969, omdat het moet worden gezien als een rentebate op een vordering die voortkomt uit een met een geldlening vergelijkbare overeenkomst.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant staat het door X behaalde resultaat op het innen van de gekochte vorderingen in een te ver verwijderd verband van een rentebate op een vordering die voortkomt uit een met een geldlening vergelijkbare overeenkomst. Van ‘rentebaten’ in de zin van artikel 15b, lid 2, Wet VpB 1969 is daarom geen sprake. Voorts acht de Rechtbank die uitleg in lijn met Richtlijn 2016/1164 (ATAD1), waar X expliciet een beroep op doet.

Het beroep van X is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
11 april 2024
Rolnummer
23/4048
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2388
Auteur(s)
dr. J. van Strien
PKF Wallast / Vrije Universiteit / Radboud Universiteit
NLF-nummer
NLF 2024/1072
Aflevering
7 mei 2024
bwbr0002672&artikel=15b&lid=6,bwbr0002672&artikel=15b&lid=6

Naar de bovenkant van de pagina