Direct naar content gaan

Samenvatting

BV (Frankrijk) heeft tot en met 14 juni 2011 als zelfstandig ondernemer het beroep van accountant uitgeoefend. Uit dien hoofde was hij van rechtswege btw-plichtig en viel hij, gelet op zijn omzet, onder de normale belastingregeling, met indiening van maandelijkse aangiften.

De Franse belastingdienst heeft vastgesteld dat BV minder bedrijfsinkomsten heeft opgegeven dan hij daadwerkelijk heeft ontvangen. Hij is voor de strafrechter gedaagd om terecht te staan voor twee strafbare feiten: belastingfraude wegens het verzwijgen van aan belasting onderworpen bedragen en het weglaten van gegevens in een boekhoudkundig document. BV heeft in alle fasen van de procedure erkend dat hij de hem verweten feiten heeft begaan. Bij vonnis van 23 juni 2017 is hij schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde strafbare feiten en is hij veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf.

BV is hiertegen opgekomen met de stelling dat zijn veroordeling in strijd is met het ne-bis-in-idembeginsel (artikel 50 Handvest), aangezien voor dezelfde feiten tegen hem reeds een navorderingsprocedure was ingesteld, die aanleiding heeft gegeven tot fiscale boetes van 40% van de ontweken belasting. De verwijzende rechter heeft in het kader van het geding twee prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Het HvJ verklaart in antwoord op de vragen het volgende voor recht:

Het door artikel 50 jo. artikel 52, lid 1, Handvest gewaarborgde grondrecht moet aldus worden uitgelegd dat het:

  • zich er niet tegen verzet dat de beperking van de cumulatie van vervolgingsmaatregelen en sancties van strafrechtelijke aard in geval van frauduleuze verzwijging of aangifteverzuim op btw-gebied waarin de nationale wettelijke regeling voor de ernstigste gevallen voorziet, enkel voortvloeit uit vaste rechtspraak waarin de voorwaarden voor toepassing van deze cumulatie restrictief worden uitgelegd, mits op het moment waarop het delict wordt gepleegd redelijkerwijs voorzienbaar is dat dit aanleiding kan geven tot cumulatie van vervolgingsmaatregelen en sancties van strafrechtelijke aard, maar;
  • zich verzet tegen een nationale regeling die in geval van cumulatie van een geldelijke sanctie en een vrijheidsstraf niet door middel van duidelijke en nauwkeurige regels, in voorkomend geval zoals uitgelegd door de nationale rechterlijke instanties, waarborgt dat het geheel van de opgelegde sancties de ernst van het geconstateerde strafbare feit niet te buiten gaat.

Nagenoeg conform Conclusie A-G Campos Sánchez-Bordona (NLF 2022/0205, met noot van De Leeuw-Schoneveld).

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009-2011
Instantie
HvJ
Datum instantie
5 mei 2022
Rolnummer
C‑570/20
ECLI
ECLI:EU:C:2022:348
Auteur(s)
mr. A.M.E. Nuyens
De Bont advocaten/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2022/1044
Aflevering
2 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5042
bwbr0002320&artikel=69a&lid=1,bwbr0002320&artikel=67q&lid=1,bwbr0005537&artikel=5:44,bwbr0005537&artikel=5:44

Naar de bovenkant van de pagina