Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was op 1 januari 2020 eigenaar van een onroerende zaak in Veere.

De WOZ-waarde van de onroerende zaak is bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet (langer) in geschil.

De Rechtbank oordeelt dat de Heffingsambtenaar niet gehandeld heeft in strijd met artikel 40 Wet WOZ. Ook is de heffingsgrondslag voor de aanslag OZB-gebruiker voor het jaar 2021 niet te hoog vastgesteld. Er is in casu sprake van een recreatiewoning die geëxploiteerd wordt voor kortdurend gebruik, waarop de woondelenvrijstelling niet van toepassing is.

X heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 150 wegens undue delay.

Het betoog van de gemachtigde van X dat de betaling van de vergoeding rechtstreeks aan de gemachtigde dient plaats te vinden, omdat X in de machtiging de vordering vóór de totstandkoming van het nieuwe artikel 30a, lid 4 en 5, Wet WOZ rechtsgeldig gecedeerd heeft, wordt door de Rechtbank verworpen.

Het wetsartikel heeft onmiddellijke werking, ook als voor 1 januari 2024 tussen X en de gemachtigde een cessie is overeengekomen. Er is voorts geen aanleiding om te oordelen dat de regeling in strijd is met een discriminatieverbod of een ongeoorloofd onderscheid maakt.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
10 april 2024
Rolnummer
21/3599
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2515
NLF-nummer
NLF 2024/1059
Aflevering
30 april 2024
bwbr0007119&artikel=30a&lid=4,bwbr0007119&artikel=30a&lid=4,bwbr0007119&artikel=30a&lid=5,bwbr0007119&artikel=30a&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina