Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) drijft een onderneming in het uitlenen van personeel. Zij zendt voornamelijk personeel in de vleessector uit. X heeft op basis van (artikel 34 van) de cao overwerkbeloningen uitgeruild tegen vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten. Dit is een zogenoemde cafetariaregeling.

Bij een audit is geconstateerd dat X niet heeft voldaan aan de regelgeving uit de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) vanaf 2018. Zij heeft dit hersteld door over het jaar 2018 nieuwe loonberekeningen te maken. De als gevolg van deze herberekeningen meer verschuldigde loonheffingen over 2018 heeft X via correctieberichten in tijdvak 13 aangegeven en op 28 januari 2019 afgedragen en zo veel mogelijk op haar werknemers verhaald.

In geschil is welk gedeelte van de overwerkvergoeding kan worden aangemerkt als vergoeding voor extraterritoriale kosten die is vrijgesteld op grond van artikel 31a, lid 2, onderdeel e, Wet LB 1964.

X stelt dat kan worden uitgegaan van de oorspronkelijke uitruil van de overwerkvergoeding tegen een vergoeding voor extraterritoriale kosten. De Inspecteur stelt daarentegen dat moet worden aangesloten bij de uitruil zoals die feitelijk heeft plaatsgevonden en waarbij de regelgeving van de WML in acht is genomen. Hof Arnhem-Leeuwarden geeft de Inspecteur gelijk. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (21/01799)

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
23 maart 2021
Rolnummer
20/00354
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2878
Auteur(s)
mr. J.J.F. Stormmesand
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2021/0830
Aflevering
22 april 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4269
bwbr0002471&artikel=31a&lid=2,bwbr0002471&artikel=31a&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina