Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn echtgenote hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij zijn per 1 juni 2001 geëmigreerd naar Zwitserland. Op 22 januari 2015 heeft de Inspecteur een tip ontvangen dat X in Nederland woonachtig zou zijn. De Inspecteur heeft daarop onderzoek verricht naar de juistheid van de ingediende aangifte IB/PVV 2011. Het onderzoek is uitgebreid naar de woonplaats van X en dat heeft geleid tot een navorderingsaanslag IB/PVV 2011, waarin een vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang is begrepen van € 21.324.861.

Een cruciale vraag in deze zaak is wat de aanleiding voor het woonplaatsonderzoek was en of de Inspecteur daarbij zijn wettelijke bevoegdheden te buiten is gegaan. De Inspecteur heeft daarbij volhard in zijn standpunt dat X bepaalde stukken niet mocht inzien en dat de identiteit van bepaalde personen niet mocht worden geopenbaard, ook al heeft Hof Arnhem-Leeuwarden daar in een tussenuitspraak anders over geoordeeld. Daarnaast heeft de Inspecteur het Hof dringend verzocht geen (verdere) details over de aanleiding van het woonplaatsonderzoek bekend te maken.

X meent dat hij door de hele gang van zaken zozeer is beperkt in zijn mogelijkheden de rechtmatigheid van het woonplaatsonderzoek te toetsen, dat naar zijn mening geen sprake meer is van een eerlijk proces zodat de navorderingsaanslag vernietigd moest worden.

Het Hof verklaart het hoger beroep van X gegrond. Het Hof vernietigt de navorderingsaanslag omdat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X in Nederland woonde. De door de Inspecteur aangedragen resultaten en bevindingen uit het woonplaatsonderzoek kunnen volgens het Hof niet tot bewijs dienen, omdat ervan uit moet worden gegaan dat de aanleiding voor het woonplaatsonderzoek onrechtmatig was. Een en ander brengt verder mee dat de Inspecteur niet aannemelijk maakt dat hij beschikt over een nieuw feit, dat X te kwader trouw was, of dat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard.

Een belangrijk onderdeel van deze einduitspraak is de verhouding van het recht van de Inspecteur om bepaalde gegevens geheim te houden (nadat de rechter heeft bepaald dat deze gegevens in de procedure moeten worden gebracht) enerzijds, en het recht op een eerlijk proces en de plicht van de rechter een uitspraak te voorzien van een deugdelijke motivering anderzijds.

In de hele gang van zaken tijdens de procedure ziet het Hof verder aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de werkelijke proceskosten tot een bedrag van € 80.000.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
16 april 2024
Rolnummer
20/569
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:2464
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0011353&artikel=2.1&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina