Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 giften aan een stichting opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen de giften in aftrek toegestaan.
Na verzoeken om informatie van de Inspecteur heeft X giftkwitanties, donatieverklaringen en afschriften van bankopnamen overgelegd.
De Inspecteur heeft de aftrek teruggenomen met navorderingsaanslagen en heeft daarbij boetes opgelegd ter hoogte van 75% wegens strafverzwarende omstandigheden. Hij heeft dit als volgt onderbouwd:
‘De rechtmatigheid van de door u overlegde kwitantie/donatieverklaring staat ter discussie. Het gaat om een donatieverklaring van […] die door de penningmeester van de stichting is afgegeven terwijl deze persoon heeft verklaard dat er geen donaties van meer dan € 400 daadwerkelijk zijn betaald en dat er op grote schaal kwitanties zijn verkocht voor een percentage van 10 à 12 procent van de waarde erop staat vermeld.
De door u overgelegde donatieverklaring en kwitanties geeft niet de situatie weer die door het opmaken van de verklaring lijkt te hebben plaatsgevonden. Ik trek hieruit de conclusie dat er sprake is van een vervalsing die voor u kenbaar moet zijn geweest.
Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat u wist dat u een onjuiste aangifte deed en kennelijk daartoe ook de wil had nu blijkt dat u gebruik heeft gemaakt van de donatieverklaring en kwitanties waarvan de vervalsing kenbaar voor u was.'
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de boetes vernietigd. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.
X heeft het vermoeden dat hij in 2012 en 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties niet ontzenuwd. Hof Den Bosch oordeelt dat X ten tijde van het doen van de aangifte zich ervan bewust is geweest dat de aangiften wat betreft de giftenaftrek onjuist waren. Het Hof acht boetes van 75% passend en geboden. Het Hof constateert echter ambtshalve dat de redelijke termijn is overschreden en verlaagt de boetes met 15%.
Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond met toepassing van artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012 - 2013
Instantie
HR
Datum instantie
8 maart 2024
Rolnummer
23/02526
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:345
bwbr0002320&artikel=67e,bwbr0011353&artikel=6.32,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina