Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking en aanslag OZB. Daarbij is de Heffingsambtenaar verzocht om de grondstaffel, de taxatiekaart met vermelding van KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en de door de Heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten te verstrekken.

De Heffingsambtenaar heeft de gevraagde gegevens niet in de bezwaarfase verstrekt. Hij heeft wel de zaakstukken voor X ter inzage gelegd als bedoeld in artikel 7:4, lid 2, Awb. X heeft van het recht op inzage geen gebruik gemaakt.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was onder meer in geschil of de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde gegevens had moeten toezenden.

Het Hof heeft geoordeeld dat X gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te worden gehoord. De Heffingsambtenaar was daarom gehouden om op grond van artikel 7:4, lid 4, Awb, eventueel tegen vergoeding van ten hoogste de kosten, de gevraagde gegevens toe te zenden, aldus het Hof.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de gevraagde gegevens tevens zijn aan te merken als gegevens die de Heffingsambtenaar op de voet van artikel 40, lid 2, Wet WOZ aan X had moeten toezenden.

De klachten van het college van B en W tegen laatstgenoemd oordeel verwerpt de Hoge Raad door te verwijzen naar het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023 (22/01219, ECLI:NL:HR:2023:1052).

De Hoge Raad oordeelt verder dat aangezien X is gehoord, maar geen gebruik heeft gemaakt van haar inzagerecht, de Heffingsambtenaar niet gehouden was om op de voet van artikel 7:4, lid 4, Awb de gevraagde gegevens toe te zenden. Het andersluidende oordeel van het Hof is onjuist.

Ten overvloede merkt de Hoge Raad hierbij op dat het aan het bestuursorgaan is om een keuze te maken op welke wijze afschriften van stukken worden verstrekt aan de belanghebbende die gebruikmaakt van zijn recht op inzage, met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (vgl. HR 18 augustus 2023, 22/00170, ECLI:NL:HR:2023:1107, NLF 2023/1930, met noot van Bergman).

Hoewel de klachten in zoverre terecht zijn voorgesteld, kunnen zij niet tot cassatie leiden, aangezien het Hof met juistheid heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar reeds op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ was gehouden de gevraagde gegevens toe te zenden.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
15 maart 2024
Rolnummer
22/04807
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:289
NLF-nummer
NLF 2024/0686
Aflevering
19 maart 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6297

Naar de bovenkant van de pagina