Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep en hoger beroep ingesteld tegen een op zijn naam gestelde WOZ-beschikking ter zake van een appartement dat hij huurt. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is, gelet op het relativiteitsvereiste neergelegd in artikel 8:69a Awb. Omdat X geen ‘direct financieel gevolg’ ondervindt bij een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde, strekt artikel 17 Wet WOZ niet tot bescherming van zijn belang, aldus het Hof. X heeft cassatieberoep ingesteld.

Uitgangspunt is dat op grond van het arrest van 20 maart 2020 (19/03552, ECLI:NL:HR:2020:467) moet worden aangenomen dat eenieder aan wie een te zijnen aanzien genomen WOZ-beschikking is bekendgemaakt, bij die beschikking en dus bij de daarin vastgestelde waarde een belang heeft.

Het oordeel van het Hof berust aldus op een onjuiste rechtsopvatting. Tot cassatie leidt dit echter niet.

Ter vermijding van procedures waarbij de gebruiker geen belang heeft, ziet de Hoge Raad aanleiding om een uitzondering te maken op het voormelde uitgangspunt. Wanneer een gebruiker door een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde niet in een gunstiger positie kan komen, moet het rechtsmiddel niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener daarbij geen belang heeft, in die zin dat het aanwenden van dat rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.

In casu ligt in de uitspraak van het Hof besloten dat vaststaat dat geen sprake is van een niet-geliberaliseerde woonruimte en dat X als huurder van de woning evenmin anderszins een direct financieel gevolg ondervindt bij een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde. Dit brengt mee dat het bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond had moeten worden verklaard.

Tot cassatie kan dat niet leiden, omdat ook een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in de weg staat aan een oordeel over de door X bepleite verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde, zodat met cassatie op deze grond geen redelijk belang zou zijn gediend.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

A-G Pauwels heeft tot verwijzing van de zaak geconcludeerd (NLF 2023/2291, met noot van Van der Muur).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
8 maart 2024
Rolnummer
22/04590
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:238
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
VNG
NLF-nummer
NLF 2024/0799
Aflevering
2 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6323
bwbr0005537&artikel=8:69a,bwbr0005537&artikel=8:69a,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina