Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont sinds 1 september 2003 in Duitsland. Haar echtgenoot is in 2018 overleden.

X ontving in het jaar 2019 een nabestaandenpensioen en uitkering van de SVB van in totaal € 105.350. In de aangifte over 2019 heeft X aangegeven dat op het nabestaandenpensioen van in totaal € 89.831 een belastingtarief van 20% van toepassing is, omdat dit volgens haar valt onder de overgangsregeling uit het nieuwe Verdrag Nederland-Duitsland. De aanslag is overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd afgedaan.

Later is een navorderingsaanslag opgelegd waarbij geen rekening is gehouden met de overgangsregeling en X niet als premieplichtige is aangemerkt.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht sprake van een fout in de zin van artikel 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR. De gemaakte fout is het geautomatiseerd vaststellen van de definitieve aanslag, zonder de reactie op een verzoek om informatie af te wachten. Aangezien het verschil in belasting in dit geval ten minste 30% bedraagt, is sprake van een kenbare fout zodat de Inspecteur mag navorderen.

Het nabestaandenpensioen is niet vóór 1 januari 2016 ingegaan. Daardoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor de overgangsregeling, oordeelt de Rechtbank. Dat in de jaren vóór 2016 in Duitsland belastingheffing over het ouderdomspensioen van de echtgenoot heeft plaatsgevonden, doet daarbij niet ter zake.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
15 april 2024
Rolnummer
23/2613
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2455
NLF-nummer
NLF 2024/1057
Aflevering
30 april 2024
bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbv0005862&artikel=17&lid=2,bwbv0005862&artikel=17&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina