Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) oefent in de vorm van een eenmanszaak een onderneming uit, namelijk een organisatie-, accountants- en (belasting)adviesbureau. De Inspecteur heeft aan X een informatiebeschikking gegeven, omdat hij weigert zijn privéagenda's ter inzage te geven. De Inspecteur heeft gesteld dat de privéagenda's inzicht geven in het aantal aangiften dat X voor particulieren verzorgt. Deze gegevens zijn volgens de Inspecteur van belang voor het vaststellen van navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 tot en met 2015 en een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015.

Hof Den Bosch bevestigt het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de Inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. De Inspecteur heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de door hem gevraagde gegevens en bescheiden van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing. Aangezien X afspraken voor het invullen van belastingformulieren voor mensen in de vriendenkring in zijn privéagenda noteert, zou die agenda van belang kunnen zijn voor de heffing van IB/PVV en omzetbelasting in de betrokken jaren.

Het Hof verwerpt het standpunt van X dat deze werkzaamheden geen bron van inkomen vormen. X heeft van zijn vrienden en kennissen een vergoeding ontvangen. Daarmee kan niet worden gezegd dat hij niet deelneemt aan het economische verkeer en dat hij geen voordeel beoogde.

Het Hof bevestigt ook het oordeel van de Rechtbank dat met het opvragen van de privéagenda van X geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op artikel 8 EVRM. Dat de privéagenda niet is bewaard, komt – zo dat het geval is – voor rekening en risico van X.

X heeft cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Het oordeel van het Hof dat privéagenda’s gegevensdragers zijn als bedoeld in artikel 52, lid 1, AWR die behoorden tot de administratie van X en dat hij die agenda’s daarom op de voet van artikel 52, lid 1 en 4, AWR gedurende zeven jaar moest bewaren, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Het Hof heeft zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen oordelen dat de Inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven en dat aan dat oordeel niet afdoet de omstandigheid dat X niet meer over de agenda’s beschikt.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012-2015 en 2018
Instantie
HR
Datum instantie
5 april 2024
Rolnummer
22/00557
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:528
Auteur(s)
mr. N. van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2024/0901
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6348
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=54,bwbr0002320&artikel=54,bwbv0001000&artikel=8,bwbv0001000&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina