Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) was in 2019 gehuwd met Y. Zij hebben tot 1 december 2019 beiden bij de BRP ingeschreven gestaan op het eigenwoningadres.

Op 28 februari 2020 is een verzoek om echtscheiding ingediend en op 23 april 2020 ingeschreven in de basisregistratie.

X heeft in de aangifte IB/PVV 2019 het volledige saldo negatieve inkomsten uit eigen woning van € 11.202 in mindering gebracht. De Inspecteur is bij de aanslag afgeweken van de aangifte. Hij heeft het saldo van de negatieve inkomsten voor 50% in aanmerking genomen.

X heeft beroep ingesteld.

Aangezien niet aan beide voorwaarden van artikel 5a, lid 4, AWR wordt voldaan zijn X en Y voor de inkomstenbelasting fiscale partners voor het jaar 2019.

X heeft in zijn aangifte 100% van de negatieve inkomsten uit eigen woning in aftrek gebracht, Y in haar aangifte 50%. Gelet op de omstandigheid dat X en Y niet een gezamenlijke keuze hebben gemaakt voor de verdeling van de negatieve inkomsten uit eigen woning, heeft de Inspecteur terecht het saldo van deze inkomsten bij helfte verdeeld. De omstandigheid dat X in 2019 de volledige lasten van de eigen woning op zich heeft genomen, kan niet leiden tot een ander oordeel.

X kan ook geen uitgaven voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking nemen, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
21 maart 2024
Rolnummer
23/2873
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1840
NLF-nummer
NLF 2024/0977
Aflevering
23 april 2024
bwbr0002320&artikel=5a&lid=4,bwbr0002320&artikel=5a&lid=4,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=3,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina