Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een tankpark in de haven van Amsterdam waar zij minerale oliën opslaat ten behoeve van derden. Op verzoek verzorgt zij het blenden (mengen) van deze producten. X heeft een ‘vergunning behandeling onder douanetoezicht’ (hierna: vergunning BOD).

De Inspecteur heeft aan X een utb opgelegd omdat is geconstateerd dat X in totaal 16.513.697 kg meer onder de douaneregeling BOD heeft geplaatst dan de 10.000.000 kg die op grond van de aan haar verleende vergunning BOD was toegestaan. Rechtbank Noord-Holland laat de utb in stand. Nu vaststaat dat X meer goederen onder haar vergunning BOD heeft geplaatst dan waarvoor die vergunning is afgegeven, is voor die goederen niet voldaan aan de voorwaarden voor het plaatsen onder de douaneregeling in de zin van artikel 204, lid 1, aanhef en onderdeel b, CDW.

De Rechtbank oordeelt voorts dat het afzien van navordering op grond van schending van beginselen van behoorlijk bestuur Unierechtelijk is geregeld in artikel 220, lid 2, aanhef en onderdeel b, CDW. Een situatie als in die bepaling bedoeld, doet zich in deze zaak echter niet voor.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2011-2014
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
18 december 2018
Rolnummer
17/1593
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2018:10816
NLF-nummer
NLF 2019/0449
Aflevering
21 februari 2019

Naar de bovenkant van de pagina