Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 31 december 2020 zijn woning verkocht. De koopsom van de woning van € 643.000 is op de derdengeldenrekening van de notaris gestort en is kort na 1 januari 2021 door de notaris op de bankrekening van X gestort.

In geschil is de box 3-heffing over het jaar 2021.

Aan X is in de aangifte een bedrag van € 738.004 toegerekend van het totale vermogen van € 788.004. De aanslag is in overeenstemming met de aangifte opgelegd naar een te betalen bedrag van € 9.573. De ontvangen koopsom die op peildatum 1 januari nog op de derdengeldenrekening van de notaris stond, is daarbij als ‘overige bezitting’ aangemerkt (rendement 5,69%).

Tussen partijen staat vast dat er op het vorderingsrecht op de notaris geen dan wel een verwaarloosbaar rendement is genoten. Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft X in 2021 in werkelijkheid, ook op de overige vermogensbestanddelen, geen rendement behaald. De Rechtbank biedt rechtsherstel door het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vast te stellen op nihil.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
19 april 2024
Rolnummer
23/1849
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2584
NLF-nummer
NLF 2024/1030
Aflevering
30 april 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina