Direct naar content gaan

Samenvatting

A (hierna: erflater) is overleden in 2020. X (belanghebbende) heeft gedurende vele jaren huishoudelijke werkzaamheden voor erflater verricht, waarvoor zij geen, althans geen noemenswaardige beloning heeft gekregen.

In zijn testament heeft erflater een legaat van € 50.000 aan X vermaakt. Hij voelde zich daartoe gedrongen in verband met de werkzaamheden die X voor hem heeft verricht, en heeft daarmee voldaan aan een natuurlijke verbintenis. X is voor de verkrijging aangeslagen in de erfbelasting voor € 14.337 op basis van het derdentarief (30%), na aftrek van de vrijstelling ad € 2.208 voor overige verkrijgers.

In hoger beroep heeft X gesteld dat zij de gelegateerde € 50.000 al tijdens leven krachtens schenking had verkregen, althans dat de natuurlijke verbintenis al tijdens leven omgezet zou zijn in een rechtens afdwingbare en dat die verkrijging door artikel 33, onder 12°, SW 1956 is vrijgesteld van schenkbelasting wegens voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

Hof Den Haag heeft die stelling verworpen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat het legaat niet is aan te merken als een schenking maar als een verkrijging krachtens erfrecht. X kon tijdens het leven van erflater geen aanspraak maken op het legaat.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad acht het oordeel van het Hof echter juist. Hij verwerpt ook de klachten voor zover zij een beroep doen op het verdragsrechtelijke verbod van discriminatie.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
22 december 2023
Rolnummer
22/04790
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1789
Auteur(s)
prof. mr. dr. B.M.E.M. Schols
ScholsBurgerhartSchols
NLF-nummer
NLF 2024/0091
Aflevering
9 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6179
bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=33,bwbr0002226&artikel=33

Naar de bovenkant van de pagina