Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Hoewel het DWU inmiddels al weer zeven jaar van toepassing is, leidt de toepassing van de figuur van de ‘last sale’ in de praktijk nog steeds tot problemen. Zo is niet duidelijk wanneer een verkooptransactie als zo’n ‘last sale’ moet worden aangemerkt. In deze bijdrage komt Gooike van Slooten tot de conclusie dat de strekking van dat begrip niet is gewijzigd ten opzichte van de strekking daarvan onder de vigeur van het CDW en dat daardoor sprake is van oude wijn in nieuwe zakken.

NLF-W artikel

1. Inleiding

De douanewaarde is blijkens artikel 69 DWU de maatstaf van heffing voor de heffing voor douanerechten. Bij het bepalen van die waarde geldt de methode van de ‘transactiewaarde’ van artikel 70, lid 1, DWU als uitgangspunt. Dat is de ‘voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, waar nodig aangepast’. Als er sprake is van meerdere opvolgende verkooptransacties kan de vraag opkomen welke van die transacties als basis voor de toepassing van de transactiewaardemethode moet worden gebruikt. Voor het beantwoorden van die vraag geldt sinds de invoering van het DWU per 1 mei 2016 het uitgangspunt dat de douanewaarde niet langer kan worden toegepast op basis van de ‘first sale’, maar in plaats daarvan moet worden toegepast op basis van de ‘last sale’. Dat is blijkens artikel 128, lid 1, UDWU ‘de verkoop die onmiddellijk voordat de goederen het douanegebied zijn binnengebracht, heeft plaatsgevonden’.

Hoewel het DWU inmiddels al weer zeven jaar van toepassing is, leidt de toepassing van de figuur van de ‘last sale’ in de praktijk nog steeds tot problemen. Het is namelijk nog steeds niet duidelijk wanneer een verkooptransactie als zo’n ‘last sale’ moet worden aangemerkt. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Zo kan een Nederlandse afnemer (D) graafmachines kopen bij zijn eveneens in Nederland gevestigde leverancier (C) voor 100. C koopt die goederen bij de op Schiphol-Rijk gevestigde distributeur (B) voor 80. Deze laatste koopt die goederen op zijn beurt bij de fabrikant (A) in de Verenigde Staten voor 70. Is de ‘last sale’ in dat geval de transactie van C-D (100), die van B-C (80) of die van A-B (70)? Dat deze vraag zich in de praktijk niet makkelijk laat beantwoorden, is met name ook het gevolg van verschillende ‘verduidelijkingen’ die de EU-Commissie het licht heeft doen zien, maar die vooral hebben geleid tot ‘confusion at a higher level’. Reden om in deze bijdrage op zoek te gaan naar een antwoord op de vraag wanneer gezegd kan worden dat sprake is van de verkoop ‘onmiddellijk voordat de goederen het douanegebied zijn binnengebracht’.

Log hier in om verder te lezen

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Auteur(s)
mr. G.J. van Slooten
Deloitte
NLF-nummer
NLF-W 2023/30
Judoreg
NFB5939
Publicatiedatum
21 augustus 2023

Naar de bovenkant van de pagina