Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

TJ is op 19 december 2019 verzocht om inlichtingen en bewijs met betrekking tot in het buitenland aangehouden tegoeden op twee bankrekeningen, die geopend waren bij de bank UBS in Luxemburg. Na een onbevredigend antwoord heeft de Franse regionale overheidsdirectie een rectificatievoorstel gedaan van 60% belasting over het bedrag op de bankrekeningen. TJ heeft daarna documenten overhandigd en betoogd dat de bedragen waren verkregen tijdens een periode waarvoor het recht op naheffing inmiddels was verjaard. De naheffingsaanslag werd gehandhaafd en TJ ging hiertegen in beroep.

Volgens TJ is de betreffende fiscale bepaling in strijd met artikel 63 VWEU, omdat de nationale bepaling tot gevolg heeft dat de verjaring van de vordering van de belastingdienst, met betrekking tot bedragen op een niet-aangegeven buitenlandse bankrekening, voor onbepaalde tijd zou worden opgeschort.

Ook het Tribunal judiciaire de Nanterre (Frankrijk) vraagt zich af welke gevolgen de uit de bepaling voortvloeiende onverjaarbaarheid heeft voor het door artikel 63 VWEU gewaarborgde beginsel van het vrije verkeer van kapitaal, zoals het HvJ deze vrijheid heeft uitgelegd. Zij heeft hierover twee prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HvJ
Datum instantie
11 april 2024
Rolnummer
C-141/24
NLF-nummer
NLF 2024/1024
Aflevering
30 april 2024
bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina