Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Turkse nationaliteit.

Met ingang van 15 maart 2019 is X in dienstbetrekking getreden bij B (bv). De arbeidsovereenkomst is op 7 maart 2019 ondertekend door de HR Director van B en op 15 maart 2019 door X. In verband met het aangaan van deze arbeidsovereenkomst zijn ten aanzien van X en haar gezin met ingang van 1 december 2019 verblijfstitels voor vijf jaar afgegeven.

Namens X is verzocht om toepassing van de 30%-regeling, maar dit verzoek is afgewezen.

Dat acht Hof Den Haag terecht.

X heeft zichzelf en haar kinderen met ingang van 15 juni 2018 in de BRP ingeschreven op het adres van haar echtgenoot, die op dat moment reeds in Nederland woonachtig en werkzaam was. Uit alle omstandigheden leidt het Hof af dat X de intentie had om zichzelf voor langere tijd in Nederland te vestigen en dat zij ten tijde van het aangaan van haar arbeidsovereenkomst op 7 maart 2019 reeds een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Zij kwalificeert niet als een door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven werknemer in de zin van artikel 10e, lid 2, onderdeel b, Uitv.besl. LB 1965.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2019 e.v.
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
22 februari 2023
Rolnummer
22/00626
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2783
NLF-nummer
NLF 2024/1038
Aflevering
30 april 2024
bwbr0002489&artikel=10e&lid=2,bwbr0002489&artikel=10e&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina